Wijn, een drank die we allemaal kennen en lekker vinden, wordt gemaakt van vruchten zoals druiven en bessen door ze te drogen en dan te laten gisten. Als de vruchten eenmaal gegist zijn, verandert de suiker in de vrucht in alcohol. De wijn zal een verschillende kleur, smaak en aroma vertonen, afhankelijk van de soort vruchten waarvan hij gemaakt werd.
Wijn wordt in drie hoofdcategorieën verdeeld – versterkte, mousserende, en tafelwijn. Wijn wordt als versterkt beschouwd als er een beetje brandewijn in is gedaan om de alcohol te verrijken. Wijn wordt als mousserend beschouwd als hij het juiste gehalte aan C02 heeft. Tafelwijn, de derde categorie, is wijn in zijn natuurlijke vorm – die verschilt van elke andere soort wijn.
Normaal gesproken zijn druiven de aangewezen ingrediënten voor het maken van wijn. Ze bevatten een gelijke hoeveelheid zuur en suiker, die in geen enkele andere vruchtensoort te vinden is. Bij het drogen van de druiven is een grote hoeveelheid hitte nodig. Om druiven bij wijn te gebruiken moet je echter het precieze oogstseizoen kennen. Als je de druiven niet in de juiste tijd plukt, zal je wijn eronder lijden door de mate van toename van suiker en een gebrek aan zuren.
In het beginstadium van de wijnbereiding worden de druiven of andere vruchten geplet door een grote cilindervormige bak die de sappige delen van de vruchten laat leeglopen in grote zakken die aan de machine bevestigd zijn. Vervolgens wordt het sappige deel van de vrucht gefermenteerd door het gebruik van hitte. Tijdens dit deel van het proces helpen aanwezige gisten de suiker om te zetten in alcohol. Zodra de suikers in alcohol beginnen af te breken, krijgt de wijn een boterachtige smaak.
Het volgende is het bezinken. Bezinking houdt in dat de gistcellen of een ander soort materiaal naar de bovenkant van de wijn stromen. Als het eenmaal boven is, wordt het gefilterd waarbij alle bezinksel op het filter verzameld wordt. Rijping is de volgende stap, waarbij de wijn maandenlang – soms zelfs jaren – stevig wordt ingepakt in speciale omhulsels die geen contact met lucht toelaten. Als de wijn gerijpt is, wordt hij overgebracht in kleinere bottelaars en dan verscheept en verkocht.
Wijn bottelen
Als de wijn gebotteld wordt, gebeurt dat op zo’n manier dat de verschillende soorten wijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Gekleurde flessen hebben de voorkeur, omdat ze het risico van oxidatie, beschadiging en verscheidene andere mogelijke risico’s sterk verminderen. De flessen zijn ook geëtiketteerd naar fabrikant en merk, wat het je gemakkelijk maakt de wijn te kiezen waarin je geïnteresseerd bent.
Als je eenmaal een fles wijn gekocht hebt, moet je er altijd voor zorgen dat je hem op de juiste plaats bewaart. De meest geschikte plaatsen om wijn te bewaren zijn de kelder, ondergrondse kelders, of ergens anders waar het vochtig en koel is. Waar je je wijn ook bewaart, je moet er altijd voor zorgen dat de temperatuur rond de 13 graden blijft.
Bewaar de wijn nooit in een ruimte waar de temperatuur schommelt, want dat kan de wijn schaden. Een vochtigheidsgraad van rond de 60% is ook belangrijk, om de kurk vochtig te houden. Als de temperatuur te laag is, kan dat de wijn ook schaden. Als je je wijn koopt, moet je er altijd voor zorgen dat je hem op de juiste plaats bewaart. Wijn die goed bewaard en verzorgd wordt, kan echt verbazingwekkend zijn als je hem eenmaal gedronken hebt – waardoor hij de tijd en moeite meer dan waard is.